frituuroorlog.jpg

Celstraffen tot zes jaar in proces frituuroorlog Asse

6 jaar geleden

Op het proces rond de zogenaamde ‘frituuroorlog’ in Asse heeft de correctionele rechtbank celstraffen tot 6 jaar uitgesproken. De twee brandstichters, die de feiten bekennen, kregen 5 en 4 jaar cel met een gedeeltelijk uitstel. De vermoedelijke opdrachtgever, die zijn onschuld staande houdt, krijgt 6 jaar cel. De drie beklaagden moeten ook opdraaien voor de kosten, die enkele honderdduizenden euro bedragen.

De zaak draait rond de brandstichting aan frituur Den Box in Asse op 10 december 2015. De snackbar ging toen volledig in de vlammen op. De twee brandstichters raakten bij de feiten zwaargewond en konden onmiddellijk worden opgepakt. Ze hadden liters benzine in de frituur gegoten en de brand met een lucifer aangestoken.

De twee jongemannen verklaarden dat ze de brand hadden aangestoken in opdracht van de oom van één van hen, die wat verderop in Asse een andere snackbar uitbaat. Die man heeft altijd ontkend ook maar iets met de brand te maken te hebben, maar volgens de rechter zijn er genoeg elementen die zijn schuld aantonen. “De beklaagde reed die avond héél toevallig naar het casino, wat hij al meer dan een jaar niet meer had gedaan. Vervolgens kreeg hij ’s nachts ‘toevallig’ een melding van zijn alarmsysteem, waardoor hij passeerde op de plek van de feiten. Uit het bankonderzoek blijkt ook dat zijn zaak niet floreerde, zoals hij beweerde. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van zijn neef.”

Nog volgens de rechter wijst het dossier aan dat de man kort voor de feiten grote sommen cash geld had afgehaald bij de bank, die gebruikt konden worden om zijn neef te betalen voor de brandstichting.

De rechter veroordeelde de vermoedelijke opdrachtgever tot een effectieve gevangenisstraf van 6 jaar. Zijn neef kreeg 5 jaar cel, waarvan 2 jaar met uitstel. De derde verdachte, die had meegeholpen met de brandstichting, werd veroordeeld tot 4 jaar cel, waarvan de helft met uitstel. De advocaat van de vermoedelijke opdrachtgever acht de kans ‘vrij reëel’ dat zijn cliënt in hoger beroep gaat.